Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies. Anonieme analytische cookies om het gedrag van bezoekers na te gaan en de website aan de hand van deze gegevens te verbeteren. Daarnaast worden ook marketing cookies gebruikt door derden om gepersonaliseerde advertenties te tonen. Ook wordt er gebruik gemaakt van deze cookies om integratie met social media mogelijk te maken. Denk aan video's op Youtube of functionaliteiten van Facebook.

Schuld is te goedkoop

woensdag 18 juni 2014 | Orde | alle artikelen

Door André de Vos


Van topbankier tot duurzaamheidsprofeet. De overgang is allerminst vanzelfsprekend. Maar wel voor Herman Wijffels. De hoogleraar duurzaamheid en maatschappelijke innovatie legt de link tussen gebrek aan duurzaamheid in de financiële sector, de circulaire economie en fiscaliteit.

Van topbankier tot duurzaamheidsprofeet. De overgang is allerminst vanzelfsprekend. Maar wel voor Herman Wijffels. De hoogleraar duurzaamheid en maatschappelijke innovatie legt de link tussen gebrek aan duurzaamheid in de financiële sector, de circulaire economie en fiscaliteit.

Herman Wijffels groeide op op een boerderij. In Zeeuws-Vlaanderen ligt de kiem van zijn belangstelling voor duurzaamheid. Of houdbaarheid, wat hij een betere term vindt, omdat de connotatie met duur er niet is. “Op een boerderij word je doordrongen van het belang van continuïteit. Als je als boer de grond uitput, gaat dat ten koste van toekomstige productiviteit.” Het Brundtlandt-rapport uit 1987 was vervolgens de bevestiging van wat hij intuïtief al als een probleem ervoer. Dat we onze natuurlijke bronnen sneller verbruiken dan ze kunnen herstellen. “Ik werd rond die tijd bestuursvoorzitter bij Rabobank. Daar kreeg ik te maken met de gevolgen van niet-duurzaam gedrag. De intensieve veehouderij was een belangrijke klant, maar niet duurzaam vanwege de mestproblematiek. Dat risico kregen wij door leningen aan boeren op onze balans. Daarmee kreeg duurzaamheid ook een financiële waarde.”

In die tijd was Nederland gidsland op milieugebied. Dat is behoorlijk veranderd.

“We zitten nu eerder in de achterhoede. Ik wijt dat aan een reactionaire reflex in de samenleving die je op allerlei terreinen terugziet. Verzet tegen immigratie, tegen ontwikkelingssamenwerking, tegen milieumaatregelen. Angst voor alles dat het bestaande bedreigt. Daar speelt de onzekerheid over de eigen economische positie een belangrijke rol in.”

Duurzaamheid staat volop in de belangstelling, maar puur cijfermatig boeken we weinig vooruitgang. Zijn we er wel oprecht in geïnteresseerd?

“De eerste fase van milieubeleid was makkelijk. De lucht schoner maken, geen gif in de grond, meer vis in de rivieren. Allemaal dicht bij huis en in ieders belang. We hebben nu met een abstractere vraag te maken. Hoe houden we de aarde als leefsysteem intact? Hoe gaan we om met klimaatverandering, uitputting van grondstoffen en uitbuiting van mensen in andere landen. Dat is ver van ons bed en vereist een bredere horizon. Een brede laag in de maatschappij, een kwart tot een derde van de mensen, onderschrijft een duurzame levensstijl. Die denkt na over wat ze eet, waar kleding vandaan komt. Er is dus een voedingsbodem voor verandering, maar het is best lastig om consequent te zijn in je gedrag.”

Ziet u een relatie tussen de huidige crisis en het duurzaamheidsvraagstuk?

“Gebrek aan duurzaamheid is de oorzaak van de crisis. Alles is gericht op economische groei. We maken te veel schulden om winst te genereren die niet duurzaam is. Geld is te goedkoop, net als grondstoffen te goedkoop zijn. Daardoor bouwen we een financiële en een ecologische schuld op. Dat systeem moet veranderen. Vooralsnog zijn overheden alleen bezig het bestaande systeem overeind te houden in plaats van met het oplossen van de crisis. Onze economie werkt nu volgens een lineair model. We gebruiken grondstoffen om producten te maken. Die worden verkocht en gebruikt en vervolgens weggegooid. Het is een keten waarin elke schakel zoveel mogelijk probeert te verdienen aan andere schakels. Met zeven miljard mensen is dat geen houdbaar model. Grondstoffen zijn eindig. We zijn de zeeën aan het leegvissen. De fossiele brandstoffen raken op. Als straks de economie weer goed gaat draaien, exploderen de grondstofprijzen en dan lopen we vast.”

Hoe moet het anders?

“We moeten naar een circulaire economie. Grondstoffen moeten in de cyclus blijven, worden hergebruikt. Dat gaat het best als de hele keten bij één partij komt te liggen. Die is er dan verantwoordelijk voor dat de grondstoffen worden hergebruikt. In zo’n model koopt de consument geen product, hij least het. In plaats van concurrentie tussen de schakels krijg je samenwerking. De externe kosten van producten; vervuiling, verspilling, uitbuiting, die in het lineaire model geen prijs hebben, worden verwerkt in de prijs. Zo ontstaat de stimulus om die externe effecten te beperken.”

Hoe brengen we die circulaire economie tot stand?

“De logische manier om dat te doen is met belastingen. Belast het verbruik van grondstoffen, belast de uitstoot van CO2. Zorg dat fossiele energie duurder wordt dan duurzame energie. De overheid heeft verschillende instrumenten ter beschikking, die ze allemaal moet benutten. Dan gaat het over prijsbeïnvloeding via subsidies en belasting. Geboden en verboden. Je kunt limieten stellen aan het gebruik van bepaalde grondstoffen, vervuilende activiteiten verbieden. Maar ook het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek op dit terrein is een belangrijk instrument.”

Zal dan niet veel verzet oproepen?

 

“Het is een strijd tegen gevestigde belangen, maar dat is niet bij voorbaat een verloren strijd. Grote bedrijven zijn hier al lang mee bezig. DSM heeft de overstap van zware chemie naar fijnchemie gemaakt. Unilever probeert zijn ecologische voetafdruk te halveren. De oliebusiness rekent met scenario’s waarin fossiele brandstof, hun basis van bestaan, minder belangrijk wordt. Gewoon, omdat het straks te duur wordt en alternatieve energiebronnen aantrekkelijker worden. Bedrijven die serieus met dit onderwerp bezig zijn, winnen uiteindelijk de concurrentiestrijd. Duurzaamheid is een kwaliteitsaspect. En met kwaliteit kun je scoren.”

Nederland kan moeilijk op eigen houtje de circulaire economie invoeren.

“Dan ondermijn je je concurrentiepositie. Het gaat dus om internationale afspraken, ook op belastinggebied. Dat is een langdurig proces. Maar Nederland zou wel weer die voorlopersrol kunnen oppakken. We moeten de circulaire hotspot worden, zorgen dat hier de ideeën vandaan komen. Dan profiteert onze economie.”

En welke rol is er voor de financiële sector?

“De financiële sector loopt in deze discussie niet voorop, om het heel voorzichtig uit te drukken. Het probleem is dat de financiële sector is gefundeerd op ervaringen uit het verleden. Het lineaire model. Er wordt geïnvesteerd in bedrijven die geld verdienden in dat model. Die oude industriële software voldoet niet meer en moet vervangen worden. Dat kan zonder dat dat ten koste gaat van rendement. Het een langzaam proces, maar de sector komt in beweging. We hebben onlangs de pensioensector bijgepraat over het onderwerp circulaire economie. Financiële instellingen moeten ervan overtuigd worden dat duurzaamheid geen vijand is van rendement, maar een waarborg is voor kwaliteit.”

Moeten we niet gewoon een tandje terug in welvaart?

“Duurzaamheid is niet per se een kwestie van minder. Ja, vissen, die zijn straks gewoon verdwenen als we niet ingrijpen. Voor energie ligt het anders. De fossiele brandstoffen raken op, maar duurzame bronnen als water, zon en wind zijn er in onbeperkte hoeveelheid. Als je die benut, kan energie veel goedkoper worden. Dan kun je problemen op andere terreinen oplossen. Water ontzilten, woestijnen irrigeren. Dan kun je schaarste oplossen.”

U bent optimist.

“We leven in het antropoceen. Het tijdperk van de mens. We zijn de dominante soort en hebben direct effect op de aarde. Dat is het gevaar en de kans. Onze soort is erg goed in aanpassingen, we hebben reflexieve kwaliteiten. Daarmee kunnen we het redden. Maar dan moeten we wel in actie komen. Jared Diamond ziet in zijn boek over verdwenen beschavingen twee oorzaken die constant zijn: een elite die niet wil veranderen en grondstoffen die uitgeput raken. We zitten nu in een spannende fase. We hebben de grenzen van het houdbare overschreden. We zijn ons nog maar sinds kort bewust van de problemen en toch hebben we al een behoorlijke vooruitgang geboekt. Maar de meeste stoplichten staan op rood. We zullen nog wel een paar rampen nodig hebben, voordat we echt op een andere economie overstappen. En dat zullen rampen zijn met een grotere impact dan de financiële crisis. Ik ben hoopvol over de toekomst, maar ik weet ook niet zeker of het allemaal goed gaat.”

--- kader ---

Herman Wijffels (1942) studeerde economie in Tilburg. Hij werkte op het ministerie van landbouw en visserij en was voorman van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW). In 1981 kwam hij bij Rabobank terecht, waar hij van 1986 tot 1999 bestuursvoorzitter was. Wijffels rijgde in zijn loopbaan belangrijke bestuursfuncties aaneen. Hij was voorzitter van de SER, van Natuurmonumenten, hij werkte bij de Wereldbank in Washington en vervulde commissariaten bij grote Nederlandse bedrijven. De CDA’er kwam geregeld in beeld voor ministerposten, maar zwichtte nooit voor Den Haag. Wel was hij betrokken bij de formatie van Balkenende IV. Sinds 2009 is Wijffels hoogleraar duurzaamheid en maatschappelijke verandering aan de Universiteit Utrecht.